'Wij zien wat nodig is, wat beter kan'

  • 18 januari 2022
  • V&VN magazine
  • V&VN Algemeen
V&VN Magazine Debby Klok 2021 5
Foto © Frank Ruiter

Debby Klok­-de Bont (45) is verzorgende IG bij verpleeghuis Antoniushof in Waalwijk. In haar organisatie maakt ze deel uit van de Verpleegkundigen en Verzorgenden Advies Raad (VVAR). In V&VN Magazine vertelt ze over de kunst om contact te maken, tot na het overlijden. En: hoe groot is het belang van zeggenschap?

Over de extra V van Verzorgende in de VVAR kan ze kort zijn. “Natuurlijk horen wij in de adviesraad”, zegt Debby. “Omdat wij op de werkvloer heel veel zien en heel veel meemaken. Wij staan in nauw contact met de cliënten, letterlijk aan het bed. Zelf ben ik eerstverantwoordelijke verzorgende. Als contactpersoon voor de bewoner spreek je dan ook met de familie. Als dingen in ons verzorgings­huis niet prettig verlopen, zijn wij de eersten die de signalen opvangen. Zeker in coronatijd zien wij bewo­ners die zich eenzamer voelen en meer structuur in de dag nodig hebben, vooral als ze dementie hebben. Dan is het toch logisch dat je meepraat?”

Zuster met de twinkelogen

Ze zit al 25 jaar in het vak. De zuster met de twinkelogen – zo noemt een van de bewoners van woonzorgcentrum Antoniushof in Waalwijk haar. Wat zijn haar momenten van vaktrots? Ze denkt even na. Glimlacht. “Soms heb je die momenten natuurlijk wel. Kijk, onze bewoners zijn door fysieke of geestelijke achteruitgang sterk afhankelijk en hulpbehoevend. De meesten vinden dat moeilijk. Dan is het fijn om de zorg zo te geven dat zij zich prettig en veilig bij jou voelen. Soms ben je de enige die zij op een dag zien. Het werk van een verzorgende wordt vaak onderschat. Mensen denken dat wij alleen maar billen wassen en lakens verschonen. Dat is maar een heel klein deel.

Aandacht geven is zoveel belangrijker. Soms hebben mensen liever dat je voor één dagje even niet helpt met wassen of douchen, zodat je meer tijd hebt om gezellig een praatje te maken. “Ook als mensen op sterven liggen en ernstig verzwakt zijn, geef je aandacht. Blijf tegen ze praten, zeg ik tegen familie. Want het gehoor blijft het langste intact. Als een bewoner overlijdt, raakt het mij vaak persoonlijk. Dan rolt er gerust weleens een traantje over mijn wang.”

Mensen denken dat wij alleen maar billen wassen en lakens verschonen. Dat is maar een heel klein deel.

“Laatst weer. Het ging om een hele lieve vrouw, niet erg spraakzaam. Voor mij was altijd de kunst om dan toch contact te maken, een leuk gesprek aan te gaan. Ik pakte eens een fotolijstje van haar, daar stond ze op met haar ouders. Vroeg hoe jong ze was. Praat je over de jaren twintig van de vorige eeuw! Nu was ze echt hulpbehoevend geworden: we deden als team zo wat alles voor haar, van wassen en aankleden tot begeleiden naar de dagopvang. Fysiek was ze op, eigenlijk.”

“Ook na het overlijden kun je van betekenis zijn. Voor familie, maar ook voor de cliënt zelf. Ik blijf gewoon met ze praten. Hardop. Alsof er toch nog een aanwezigheid is – zo voelt het een beetje. Ik vertel wat ik ga doen. Met deze stille mevrouw deed ik dat ook. Ik legde haar netjes neer, recht in bed. Haar mond was open, een akelig gezicht, dat deed ik weer goed, met haar tanden erin. Soms vraag ik of familieleden willen helpen, want dit is vaak het laatste wat ze nog voor hun vader of moeder kunnen doen. Ik vraag ook of hun vader of moeder gelovig was – als ik het zelf niet weet. Willen ze dat ik de handen gevouwen leg? Of toch over elkaar?”

‘Bah, wat vies, Louise’

Een kwartier na de dood van deze oude dame overleed er opnieuw een bewoonster. “Ze had dementie. Toen ze hier een aantal jaren geleden kwam, herkende ze het vaste personeel nog wel. Later niet meer. Ik ging liedjes met haar zingen. In eentje zat haar naam: Louise, zit niet op je nagels te bijten, bah, wat vies, Louise. Dat kende ze nog, dan zong ze mee, dan zag je haar weer lachen. Je zoekt toch naar de persoon die ze was vóór de dementie – soms komt die nog even tevoorschijn. Ze droeg vroeger make-­up. Heel weinig bewoners dragen nog make-­up, maar zij vond het leuk. Dus: ik ging haar weleens opmaken, met blosjes, lippenstift en wat oogschaduw. Hoeveel tijd kost dat nou? Een paar minuten? Het zijn kleine dingen, maar ze maken wel het verschil. Ik liet haar dan even in de spiegel kijken. Ik weet niet of ze zichzelf herkende, of dat ze de jonge Louise van vroeger zag, maar het deed haar goed.”

Het zijn dagen die een zware wissel trekken. Ze praat. Met collega’s, soms met haar man. Praten is een ventiel om de overdruk aan emoties te laten wegsissen. Ze knikt. “Op de dag dat twee bewoners kort na elkaar overleden, stond ik met een leerling-­verzorgende. Voor mij was het al heftig, met al mijn ervaring, laat staan voor iemand die nieuw is in het vak. Deze leerling was niet heel jong, maar toch. Ze heeft me geholpen met het goedleggen van de bewoners. Kijk, zij zijn de nieuwe collega’s, zij zijn de toekomst. Dan moet je zorgen dat ze niet afknappen op moeilijke momenten. Daarom bespreek je de dag nog even. Ik vind het heel belangrijk dat die leerling met een goed gevoel naar huis gaat. Daar moet tijd voor zijn. Daar moet je tijd voor nemen.”

Nieuwe collega's zijn hard nodig, maak daar geld voor vrij.

Aandacht en goede begeleiding voor leerlingen en stagiaires – ook dat kaart ze nadrukkelijk aan in de VVAR. “Het is heel belangrijk om dan je stem te laten horen, om te zorgen dat nieuw ‘leerbeleid’ binnen de organisatie goed geregeld is. Het kan gebeuren dat een stagiaire ingepland staat en niet overgepland. Dan gaat ze vaak alleen mensen wassen of medicijnen geven. Kan best een keertje gebeuren, leren ze van, maar dat mag natuur­lijk niet structureel gebeuren.”

“In de VVAR bepleiten we ook: maak extra geld vrij voor leerlingen en stagiaires, want nieuwe collega’s hebben we heel hard nodig. Ik zit nog maar een paar maanden in de adviesraad, maar daar is een luisterend oor voor. We worden serieus genomen. Niet alleen door verpleegkun­digen. Ook de leden van de Raad van Bestuur luisteren naar ons. Zij willen écht weten hoe wij als verzorgenden de praktijk ervaren. Ze vragen: wat vinden júllie? Dat is iets van de laatste jaren. Ik vind dat een heel prettige ontwikkeling.”

Toekomst met meer technologie

In de VVAR brainstormen ze over de toekomst van de verzorgenden, samen met de afdeling Innovatie. Hoe ziet ze haar rol in 2030? “Het werk zal voor een deel anders worden. We gaan meer bewoners krijgen van andere nationaliteiten en culturen die de Nederlandse taal niet spreken, denk aan Turkse en Marokkaanse ouderen. Dan zullen we meer moeten praten met onze handen en voeten. De rol van technologie zal alleen maar toenemen. Je hebt natuurlijk al valdetectors, en horloges met bluetooth die zo op de persoon zijn ingesteld dat bepaalde deuren in het huis wel of niet automatisch voor ze opengaan. Dan ervaren ze meer vrijheid. Ik vind het zo hartverscheurend als ik langs een gesloten afdeling loop en mensen hoor bonzen op de deuren. Robots zullen een deel van ons werk gaan overnemen, maar nooit helemaal.”

Bron: V&VN Magazine 5-2021 | Tekst: Pieter Webeling | Foto: Frank Ruiter

Word lid en praat mee!

Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.

Ontwerp Zonder Titel (15)