ODA

Je wil je vak bijhouden en je ontwikkelen, zodat je dagelijks de beste zorg kunt bieden aan je patiënt, cliënt of bewoner. Geaccrediteerde scholing, leren op je werk en overige activiteiten die bijdragen aan jouw deskundigheid kun je allemaal toevoegen aan je portfolio in het Kwaliteitsregister V&V.
ODA in je portfolio
In je portfolio heb je twee soorten activiteiten: geaccrediteerde scholing en ODA, overige deskundigheidsbevorderende activiteiten waar je als verpleegkundige of verzorgende van leert. ODA kun je zelf bijschrijven in je portfolio in het Kwaliteitsregister in de volgende categorieën:

Als verpleegkundige of verzorgende maak je zelf de afweging welke activiteiten je toevoegt als ODA en hoeveel uren/punten je daaraan toekent. Het gaat daarbij om deskundigheidsbevorderende activiteiten die direct bijdragen aan jouw kennis en deskundigheid om jouw beroep beter te kunnen uitoefenen. In de Richtlijn ODA staan regels voor de activiteiten die je kunt toevoegen in je portfolio en voor het aantal punten.
ODA-categorieën en punten
Leren tijdens je werk: samen met anderen, één op één, met technische hulpmiddelen of door rouleren van rol of functie.
Voorbeelden: klinische les, intervisie, casuïstiekbespreking, instructie door expert, simulatie, meelopen, jobrotation, skills lab, feedback krijgen, toets voorbehouden of risicovolle handelingen, etc.
Punten:
1 uur = 1 punt.
Er geldt een maximum afhankelijk van de duur van een activiteit:
1 uur of minder = 1 punt
1 tot 2 uur = 2 punten
2 tot 4 uur = 3 punten
4 tot 8 uur = 4 punten
Er is geen maximum per jaar voor ‘leren op je werk’ in je portfolio.
Het grote voordeel van leren op je werk is dat je iets leert op het moment dat je het echt nodig hebt. Je mag zelf bepalen wat je wil leren en hoeveel uren je hieraan toekent in je portfolio.
Leren door samen met anderen terug te kijken op je eigen handelen, volgens een vaste structuur en door je toetsbaar op te stellen.
Intervisie en intercollegiale toetsing van voorbehouden en risicovolle handelingen vallen onder ‘Leren op je werk’.
Punten:
1 uur = 1 punt.
Maximaal 2 punten (= 2 uur) per sessie. Breng jij de casus in, dan maximaal 3 punten per sessie.
Er is geen maximum per jaar voor ‘intercollegiale toetsing’ in je portfolio.
Leidraad intercollegiale toetsing
Bij een intercollegiale toetsing bespreek je samen met je collega’s een praktijksituatie. Je kijkt terug op je eigen handelen, volgens een vaste structuur en door je toetsbaar op te stellen.
Als hulpmiddel bij het bepalen of een bijeenkomst een intercollegiale toetsing is, kun je de vragen in dit Bewijs van deelname document als leidraad nemen. Als je alle vragen met ‘ja’ kunt beantwoorden dan is er sprake van intercollegiale toetsing.
Als deelnemer aan de toetsgroep kun je het document na de bijeenkomst invullen en als bewijsmateriaal in jouw portfolio onder ODA- 'intercollegiale toetsing' toevoegen.
Als je niet alle vragen met ‘ja’ kunt beantwoorden, dan valt de bijeenkomst onder één van de andere ODA.
Raadpleeg ook het stappenplan intercollegiale toetsing.
Handvaten intercollegiale toetsing
Toetsgroep
Van belang is dat intercollegiale toetsing plaatsvindt in een veilige setting en dat alle deelnemers een actieve rol hebben in de bespreking. Dit heeft consequenties voor de omvang en samenstelling van de toetsgroep. Houdt de omvang van de toetsgroep daarom beperkt tot 3 tot 5 collega’s waarmee je regelmatig samenwerkt en die je vertrouwt. In principe zijn dit verpleegkundigen en/of verzorgenden, maar ook andere professionals waarmee je regelmatig samengewerkt kunnen bij de toetsgroep worden betrokken.
Het is te overwegen om, vooral in de beginfase van intercollegiale toetsing, begeleiding te organiseren. Wijs per bijeenkomst in elk geval een voorzitter aan om jullie discussie te leiden.
Toetsbijeenkomst
In een toetsgroep laat je beurtelings je handelen toetsen en toets/bespreek je het handelen van de andere leden. Bespreek per toetsbijeenkomst maximaal twee praktijkgevallen. Probeer je handelen ten minste eén keer per jaar te laten toetsen.
Welke onderwerpen lenen zich voor intercollegiale toetsing?
Al het handelen dat jij uitvoert als verpleegkundige of verzorgende komt in principe voor intercollegiale toetsing in aanmerking. Het kunnen ervaringen zijn uit de directe patiëntenzorg, maar ook in de samenwerking met collega's of andere beroepsbeoefenaren of in het contact met patiënten of familie. Daarbij moet het gaan over ervaringen/gebeurtenissen waar je over twijfelt. Je hebt iets op een bepaalde manier aangepakt en je wilt weten wat je beter had kunnen doen. Je wilt weten of je de goede keuzes hebt gemaakt, of het de goede aanpak was. Dat leg je voor aan je collega's, met als uitgangspunt: wat had ik beter kunnen doen en wat waren mijn alternatieven?
Een toetsbijeenkomst organiseren
A Voorbereiding
- Laat jij je handelen toetsen, dan bereidt je de bijeenkomst kort voor.
- Je formuleert welk handelen je wilt laten toetsen.
- Je verzamelt informatie
- Je stuurt een korte omschrijving van dat handelen en een overzicht van de verzamelde informatie een week van te voren aan de deelnemers aan de toetsgroep.
B Inhoud bijeenkomst
- Laat jij je handelen toetsen, dan leg je uit wat je hebt meegemaakt en hoe je hebt gehandeld.
- Je licht de dilemma's toe: je vertelt de andere leden van de toetsgroep waar je over twijfelt.
- De leden van de toetsgroep stellen open vragen om tot verheldering te komen van het handelen en de daarmee samenhangende dilemma's.
Voorbeeld
- waarom heb je zo gehandeld?
- welke alternatieven heb je overwogen?
- op welke manier heb je de patiënt erbij betrokken?
- op welke manier heb je collega's erbij betrokken?
- welke aanvullende informatie heb je gezocht?
- Je handelen wordt besproken en de leden van de toetsgroep geven feedback vanuit hun eigen kennis en ervaring.
- Aan de orde kan ook komen wat de van tevoren toegestuurde protocollen, richtlijnen en ander materiaal hierover zeggen.
C Resultaat
- Laat jij je handelen toetsen, dan formuleer je wat je hebt geleerd.
- De toetsgroep formuleert gezamenlijk wat van de bijeenkomst kan worden geleerd, incl. de eventuele vervolgstappen die wenselijk zijn.
Leren door het volgen van (online) scholing. Voorbeelden: opleiding, buitenlandse scholing, workshop, e-learning, symposium, congres, lezing, virtuele klas, masterclass, webinar etc.
Punten:
1 uur = 1 punt.
Maximaal 6 punten per activiteit + maximaal 2 punten voor voorbereiding.
Bij meerdaagse activiteiten: maximaal 6 punten per dag.
Er is geen maximum per jaar voor ‘bij- en nascholing (niet geaccrediteerd)’ in je portfolio.
Jezelf verdiepen in je vak door bijvoorbeeld:
- het lezen van vakliteratuur, vakmatige blogs, vakinhoudelijke gesprekken op digitale platforms
- het bekijken van TED-talks, vakgerichte filmpjes op Youtube en vlogs
- het schrijven van reflectieverslag, verwerken van peer review, mindmappen, etc.
Punten:
1 uur = 1 punt.
Je mag maximaal 8 punten per jaar voor ‘zelfstudie’ opnemen in je portfolio.
Als je deelneemt aan een werkgroep, bestuur of project dan leer je op twee manieren:
- Je leert van je rol (als voorzitter, secretaris en lid, bijvoorbeeld in een bestuur, VAR, adviesraad of project): wat je moet doen en hoe je samenwerkt.
- Je leert van de resultaten/inhoud, gericht op de ontwikkeling van je vak en van andere disciplines, bijvoorbeeld in een congrescommissie, MDO of ontwikkelproject.
Punten:
1 uur = 1 punt.
Je mag maximaal 5 punten per jaar per werkgroep/bestuur/project opnemen in je portfolio.
Als je kennis overdraagt, leer je zelf ook.
Voorbeelden: publiceren van boek of artikel, gastlessen of klinische lessen geven, ontwikkelen van onderwijsmateriaal of presentatie, vlog of blog maken over je vak, leerlingen/stagiaires begeleiden, bed side teaching etc.
Punten:
1 uur = 1 punt.
- Artikel, vlog, blog, onderwijsmateriaal, presentatie: 2 punten per keer.
- Grotere publicatie of boek: maximaal 10 punten per keer.
- Gastlessen, klinische lessen geven, inclusief voorbereiding: maximaal 10 punten per jaar.
- Leerlingen/stagiaires begeleiden, bed side teaching: maximaal 10 punten per jaar.
Afwijken van de puntenrichtlijn
Je mag afwijken van de puntenrichtlijn als je daarvoor een reden hebt. Het bijhouden van je portfolio is namelijk je eigen verantwoordelijkheid. En die ligt in het verlengde van jouw eigen verantwoordelijkheid als zorgprofessional om je vak bij te houden en bekwaam te blijven.
- Activiteit die niet in richtlijn staat
Als jij vindt dat jij hebt geleerd van een activiteit die niet bij de voorbeelden in de richtlijn staat, dan kun je die toch in je portfolio zetten. Kies hiervoor zelf een van de categorieën. Uitzondering is je ‘gewone werk’ in de patiëntenzorg. Hier leer je ook van, maar deze werkervaringsuren zijn van belang voor het BIG-register, je noteert ze niet in het Kwaliteitsregister.
Geef je reden voor het afwijken aan bij ‘Wat heb je geleerd’ en/of door het uploaden van een ondersteunend document. - Afwijken qua punten
Het uitgangspunt is 1 uur leertijd = 1 punt. Daarnaast gelden per categorie ODA verschillende maxima. Als jij vindt dat je veel meer (of veel minder) hebt geleerd, dan mag je hiervan afwijken.
Zo voeg je ODA toe aan je portfolio
In deze instructievideo laten we je stap voor stap zien hoe je ODA toevoegt:
Zo voeg je ODA toe aan je portfolio
In deze instructievideo laten we je stap voor stap zien hoe je ODA toevoegt:
Met de app van het Kwaliteitsregister kun je ODA heel eenvoudig toevoegen via de knop ‘ODA toevoegen’.