5 Belangrijke wijzigingen in de richtlijn Stomazorg Nederland

  • 15 oktober 2019
  • Nieuwsbericht
  • V&VN Algemeen
Stomazorg

<strong>Hoe lever je als verpleegkundige of verzorgende de juiste zorg aan patiënten met een stoma? De in 2012 verschenen richtlijn Stomazorg Nederland geeft antwoord op deze vraag. Om nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en vragen die in de bestaande richtlijn niet werden beantwoord een plek te kunnen geven, werd het afgelopen jaar gewerkt aan een update van de richtlijn. Loek Smeets, stomaverpleegkundige bij Meander Thuiszorg en aspirant bestuurslid van V&VN Stomaverpleegkundigen, licht de belangrijkste wijzigingen toe.

1. High-output bij een stoma op de dunne darm

Een regelmatig voorkomende complicatie na aanleg van een stoma op de dunne darm is een te hoge stomaproductie, oftewel: high-output. Dit kan dehydratie of nierfalen veroorzaken en is een belangrijke reden voor heropname of langere opnameduur. Loek: “In de praktijk is gebleken dat er vaak onvoldoende kennis is over high-output en dat er niet op een eenduidige manier wordt gehandeld. Binnen instellingen is er vaak geen goed omschreven protocol en ontbreekt duidelijke patiëntinformatie.” De vernieuwde richtlijn bevat een protocol en twee aanbevelingen over de high-output stoma: Adviseer aan de stomapatiënt de algemene aanbevelingen omtrent gezonde voeding (1) en zorg dat iedere ileostomapatiënt voor ontslag uit het ziekenhuis mondeling en schriftelijk passende educatie en informatie krijgt over medicatieopname, voeding en vochtintake en het gebruik van extra zout van zowel een stomaverpleegkundige als diëtist (2).

2. Omgaan met een parastomale hernia (stomabreuk)

“Als er een stoma wordt aangelegd maakt de chirurg een opening in de huid, de spierlaag en het buikvlies”, legt Loek uit. “Het is een onnatuurlijke opening, waar een stukje van de darm doorheen wordt gehaald. Op het moment dat de patiënt na de operatie thuiskomt en zijn leven weer oppakt, kan het zijn dat die onnatuurlijke opening door activiteiten als sporten, tillen of niesen in combinatie met de zwakke plek in de buikwand en verhoogde druk in de buik net even wat groter wordt waardoor er een andere darmlis langs kan. Dit noemen we een stomabreuk of een parastomale hernia. We weten inmiddels uit onderzoek dat bijna één op de twee stomadragers een parastomale hernia ontwikkelt. Vandaar dat er in de herziene richtlijn aandacht is voor de beste methodiek voor de behandeling en preventie.” De vernieuwde richtlijn bevat verschillende preventieve interventies zoals leefstijladviezen, buikspieroefeningen preoperatief en adviezen over het voorkomen van verhoogde abdominale druk.

3. Risicofactoren voor complicaties

In de vorige versie van de richtlijn was wel aandacht voor complicaties bij stomadragers, maar niet voor de risicofactoren die kunnen zorgen voor een complicatie. Loek: “Denk aan een spoedoperatie zonder preoperatieve plaatsbepaling van de stoma, de ervaring van de chirurg, slechte kwaliteit van het darmweefsel, een patiënt met een hogere leeftijd of een patiënt met een hoog BMI.” Door kennis te hebben over de risicofactoren kun je als stomaverpleegkundige de stomadrager beter informeren en adviezen geven. De aanbeveling luidt dan ook: Zorg dat de stomapatiënt kennis heeft van de risicofactoren en de verschijnselen van potentiële complicaties of problemen.

4. Een stoma en chemotherapie

“Voor een stoma tijdens of na chemotherapie was in de vorige richtlijn weinig aandacht, terwijl we in de praktijk zien dat veel stomadragers chemotherapie krijgen of bestraald worden”, vertelt Loek. “Dit kan gevolgen hebben voor het dragen van een stoma. Zo moeten stomaverpleegkundigen zich bewust zijn van het risico op huidproblemen als een huid bestraald is. Soms moet je hiervoor de samenwerking aangaan met een oncologiecentrum.” Naast huidproblemen, zijn er meer risico’s waar je als stomaverpleegkundige alert op moet zijn. De aanbeveling in de richtlijn luidt: Wees als stomaverpleegkundige bewust van het verhoogde risico op dehydratie en lekkage bij stomadragers met een dubbelloops ileostoma bij behandeling met chemotherapie.

5. De inzet van colon irrigatie (darmspoelen)

Colon irrigatie kan bijdragen aan de kwaliteit van leven van stomadragers. Als het goed gaat en de patiënt is eraan gewend, kan het in het meest gunstige geval betekenen dat de patiënt vierentwintig uur vrij is van stomaproductie. Loek: “De patiënt hoeft dan geen stomazak te dragen, maar slechts een klein stomakapje. Dit draagt bij aan de kwaliteit van leven. Mensen voelen zich vrijer.” Ondanks de voordelen die het kan opleveren, is colon irrigatie niet voor elke stomadrager een verstandige keuze. Zo is het af te raden bij onder andere stomadragers die chemotherapie ontvangen, stomadragers met de ziekte van Crohn en stomadragers met hartfalen. “Het vergt bovendien, zeker in het begin, een behoorlijke tijdsinspanning”, legt Loek uit. “In het begin hebben stomadragers er zeker wel een half uur tot een uur voor nodig. De één pakt het sneller op dan de ander. Onlangs had ik een patiënt die na drie keer spoelen met begeleiding zei: “Fantastisch dat je bent geweest, ik heb je telefoonnummer en als er iets is bel ik.” Maar ik heb ook een vrouw in zorg gehad waarbij het na twee weken nog niet wilde lukken. In goed overleg zijn we er toen mee gestopt.” De richtlijn bevat een duidelijke werkwijze voor colon irrigatie inclusief patiëntinstructies.

Vanaf begin 2020 kun je reageren op berichten via het nieuwe verenigingsplatform van V&VN. Wil je nu al een reactie kwijt? Praat mee op social media.

Word lid en praat mee!

Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.

Ontwerp Zonder Titel (15)