Indiceren in de wijk; de uitdagingen van een zzp’er

  • 21 januari 2019
  • Nieuwsbericht
  • M&G Wijkverpleegkundigen
Wijkverpleging_hulp_geruststelling

Vroeger wilde ze stewardess worden, maar in plaats van bij KLM kwam Milanda Koopman-Houtkamp (51) na de opleiding hbo-v terecht in de wijk. Na twintig jaar als manager in een verzorgingshuis en als indicerend kwaliteitsverpleegkundige in een hospice te hebben gewerkt, is ze nu als zelfstandig wijkverpleegkundige onder de naam ViaZorgcoach terug op de plek waar het werken in de zorg voor haar begon. Daarnaast wordt Milanda door V&VN opgeleid om intercollegiale toetsingssessies voor wijkverpleegkundigen te begeleiden. Het doel: de kwaliteit van indicaties verbeteren en onverklaarbare verschillen tussen indicaties verminderen. “Ik toets mezelf, maar met intercollegiale toetsingssessies kun je ook elkaar toetsen.”

Gegevens verzamelen door middel van een anamnesegesprek, op basis van klinisch redeneren de zorgvraag en zorgbehoefte duidelijk maken, in overleg met de cliënt en zijn netwerk haalbare doelen en beoogde resultaten vaststellen én die vertalen naar interventies. Het zijn allemaal stappen die je zet wanneer je een indicatie stelt. Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet zijn wijkverpleegkundigen verantwoordelijk voor de indicatiestelling en zorgtoewijzing. Wat er precies nodig is, verschilt per cliënt. Zo is de één zelfredzamer dan de ander. Dat er sprake is van variatie in indicaties, is dus gewenst! Ook wijkverpleegkundigen verschillen onderling. Iedereen indiceert op zijn of haar eigen manier, met eigen ervaringen en kennis. Dit hoeft geen probleem te zijn, maar in sommige gevallen leidt dit tot onverklaarbare praktijkvariatie. Bijvoorbeeld als twee wijkverpleegkundigen in een (ogenschijnlijk) zelfde situatie allebei een andere indicatie stellen.

Intercollegiale toetsing

Het project Intercollegiale toetsing van V&VN moet dit soort onverklaarbare verschillen helpen voorkomen. Dertien wijkverpleegkundigen worden opgeleid om intercollegiale toetsing te begeleiden. Tijdens een intercollegiale toetsingssessie wordt het individueel handelen van een wijkverpleegkundige besproken en getoetst aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Het doel: kennis en inzichten delen, waardoor wijkverpleegkundigen meer op dezelfde manier gaan indiceren en verschillen die er zijn kunnen onderbouwen en verklaren.

Goede indicatie

“Volgens mij ontstaan de grootste verschillen in indicaties doordat niet iedereen op zoek gaat naar de achterliggende oorzaak van het probleem van een cliënt”, vertelt Milanda. “Als je die oorzaak aanpakt, kan het zijn dat je op een relatief zware indicatie uitkomt, maar dan kan iemand zich na een half jaar wel zelf redden. Als je je richt op de symptomen kun je op een lichte indicatie uitkomen, maar dan kan het wel zo zijn dat iemand na drie jaar nog steeds afhankelijk is van zorg. De vraag is: wat is efficiënter? Volgens mij is een goede indicatie een indicatie waarbij je rekening houdt met wat een cliënt werkelijk nodig heeft om een deel van zijn zelfstandigheid te behouden of weer terug te krijgen.”

De vraag van de cliënt

In de praktijk kan dit betekenen dat de zorgvraag van een cliënt op een andere manier wordt beantwoord dan hij zelf had bedacht. “Zo was er een vrouw die veel zelf kon, maar de postoel legen lukte haar niet. Haar vraag was of er dagelijks iemand uit het wijkteam langs kon komen om de postoel te legen. Ik kon me goed voorstellen dat ze dit wilde, maar dat is geen taak voor een wijkteam. Samen hebben we gekeken naar haar netwerk: aan wie zou ze het kunnen en durven vragen? De postoel wordt nu dagelijks geleegd door iemand uit haar sociale netwerk.”

Ongecontracteerde zorg

Met name in de ongecontracteerde zorg zou er sprake zijn van onverklaarbare verschillen tussen indicaties. Veel zzp’ers hebben geen contracten met zorgverzekeraars. Milanda: “Zelf ben ik aangesloten bij een zorgcoöperatie: De Zorgprofessional. Samen met andere zzp’ers heb ik contracten afgesloten met zorgverzekeraars. Tachtig procent van de zorg die we in deze coöperatie leveren is gecontracteerd. Veel zelfstandige verzorgenden en verpleegkundigen in de wijk schakelen voor een indicatie een zelfstandige wijkverpleegkundige in die mag indiceren. Soms proberen ze een bepaalde indicatie te krijgen door te zeggen: ‘Daar heb ik zoveel uren voor nodig.’ Ik weet dat niet alleen ik, maar veel zzp’ers niet zo te werk gaan bij het indiceren. Wij kijken naar wat er nodig is en naar welke zorg onder welke wet valt. Als wijkverpleegkundige heb je er geen baat bij om meer te indiceren dan nodig. Daar schiet jij, maar ook de cliënt, niks mee op.”

Kennis delen

Intercollegiale toetsingssessies kunnen plaatsvinden binnen en tussen organisaties. Ook voor zzp’ers is het volgens Milanda goed mogelijk om de hulp van collega’s in te schakelen. “Toen ik begon als zzp’er ben ik op zoek gegaan naar gelijkgestemden. Negen andere wijkverpleegkundigen en ik komen regelmatig bij elkaar om kennis uit te wisselen en elkaar te toetsen. Daarnaast ben ik aangesloten bij het platform Verbinden Met Zorg (VMZ). Samen met een andere zelfstandige wijkverpleegkundige ga ik de intercollegiale toetsingssessies voor de daarbij aangesloten zzp’ers organiseren.”

Vanaf begin 2020 kun je reageren op berichten via het nieuwe verenigingsplatform van V&VN. Wil je nu al een reactie kwijt? Praat mee op social media.

Word lid en praat mee!

Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.

Ontwerp Zonder Titel (15)

Gerelateerd