“Is uw buik dikker geworden?”, vraagt de arts aan een patiënt. De oudere dame beaamt de observatie en zegt dat haar buik inderdaad in omvang is toegenomen. “Sinds wanneer is dat zo?”, stelt de arts als vervolgvraag. De patiënt weet dat niet precies en schakelt een hulplijn in, haar echtgenoot. Ze zijn duidelijk al een leven lang samen. “Henk, sinds wanneer is mijn buik zo dik?” Henk, in gedachten verzonken, kijkt op. “Sinds ik je ken”, zegt hij droogjes. Mijn lach om deze typische noordelijke nuchterheid lijkt hem iets te verbazen. Ondertussen regelt de arts een echo, om eventueel ascitesvocht uit te sluiten.

Eens te meer realiseer ik me hoe moeilijk het is om precieze informatie boven water te krijgen. Hoe lang heeft u al last van misselijkheid?, is het eigenlijk wel misselijkheid, of kan het ook maagzuur zijn?, hoe voelen die steken in uw buik precies?, hoe frequent zijn ze aanwezig?, kunt u er een cijfer aan geven?, is de rugpijn anders of hetzelfde dan toen u twee jaar geleden een hernia had?, wat bedoelt u precies met ‘ik voel me niet zo fit vandaag?’,… en ga zo maar door. Over psychische klachten hebben we het dan nog niet eens gehad. Of wel, want ook die worden regelmatig met fysieke termen omschreven.

Zorgprofessionals in allerhande instellingen, waar ook ter wereld, doen hun best om door het stellen van vragen de klacht van de patiënt zo duidelijk mogelijk in beeld te brengen. Maar wat is dat lastig wanneer de ene persoon alles afzwakt, de ander geneigd is er een schepje bovenop te doen, weer een ander de pijn in zijn kaakspieren als keelpijn omschrijft, of vooral ’s ochtends last heeft van een ‘vreemd, jeukend, of misschien ook wel wat pijnlijk gevoel’ aan zijn been, terwijl er niets te zien is.

Door vragenstellen te combineren met diverse onderzoeken lukt het over het algemeen gelukkig goed om via het uitsluiten van diagnoses tot een conclusie te komen. “Wat denkt u zelf dat de oorzaak van uw klachten is?”, is hierbij wat mij betreft een erg belangrijke vraag, waarop het antwoord tot geheel nieuwe inzichten kan leiden. Volgt er onverhoopt geen conclusie, dan is er altijd nog de classificatie ‘ECI’ gevolgd door het woord ‘expectatief’ waarop hopelijk de klachten vanzelf weer afnemen.

Een week later. In de pauze van mijn collega, loop ik binnen bij één van haar patiënten. Ze heeft zojuist op de bel gedrukt. “Als ik adem, kriebelt het tussen mijn tenen, misschien heeft de dokter daar een zalfje voor?” Ik kijk naar de tenen, zie behalve een wat droge huid niets bijzonders en besluit: hier zijn geen vervolgvragen voor nodig. “Ja hoor!”, zeg ik en haal een tube koelzalf.

Rixt Bode

Word lid en praat mee!

Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.

Ontwerp Zonder Titel (15)